Mijn Sateliet
Ik zie je staan: Ver weg, altijd bereikbaar maar misschien wel niet verbonden.
Dag in dag uit, onophoudelijk, stuur je woorden de wereld in; naar iedereen die wilt luisteren, naar iedereen die omhoog kijkt.
Zelfs als niemand luistert lijk je te stralen.
Dag in dag uit,
Onophoudelijk,
Proberen mensen jou te bereiken.
Ben ik een van de vele.
Wij bereiken jou maar komt het ook echt aan? Vraag ik me af als ik weer iets stuur. Zal dat ooit veranderen? Zal er een moment zijn waarop je neerdaalt?
Elke avond loop ik naar buiten. Inmiddels, zo vertrouwd, gaat het lopen bijna vanzelf. Ik kijk omhoog, zittend op de grond, en zet mijn handen in het gras. Ik wacht totdat je, langzaam, mijn deel van de wereld betreed.
Dag in dag uit,
Onophoudelijk,
Luister ik naar je woorden.
Probeer ik te begrijpen wat je stuurt.
Ik kijk voor jou omhoog.
Dag in dag uit,
Onophoudelijk,
Probeer ik net iets verder te reiken.
Vanuit het gras volg ik je beweging: Langzaam zie ik je verder gaan totdat je uiteindelijk mijn gezichtsveld verlaat. Zonder het uit te spreken vraag ik me af: zal ik je morgen weer zien? Zullen onze paden nog steeds samen lopen? Zul je aan me denken wanneer je ver weg bent?
Zonder grip, zonder mogelijkheid. Wanneer jij langzaam verder draait voel ik me machteloos. Jij bepaalt de richting, onze richting, en ik? Ik sta te wachten.
Elk moment van de dag, ga je verder: Een ander, een nieuw gebied. Je bent bereikbaar maar ben je verbonden? Je communiceert maar deel je ook?
Sta je ooit wel is stil?
Elke avond, als ik buiten zit, wanneer je langzaam dichterbij komt, probeer ik hoger te reiken. Misschien wel hoger dan ik zou moeten willen. Elke avond hoger, elke keer een klein stukje dichterbij.
Maar met elke poging, elke toenadering, lijk je verder weg van me te gaan. Alsof onze afstand een constante is. Voor elke stap die ik maak, maak jij een sprong terug.
Hoe hard ik ren, hoe snel ik klim.
Elke avond verlaat je mijn wereld.
Elke avond beginnen we opnieuw.
Elke avond ren je naar me toe.
Elke avond ren je weer weg.
Soms, als ik op tijd klaar sta, als jij net wat langzamer vliegt. Soms zie ik je dan staan. Je staat even, een moment, stil.
Die momenten koester ik. Wanneer onze afstand niet lijkt te bestaan. Wanneer jij en ik, eventjes wij zijn. Alleen wij, in het gras. Op die momenten denk ik niet. Aan jij die verder draait. Aan mijn gedachten in de ochtend.
Aan het einde van de avond, wanneer ik opsta, vraag ik me af. Wat brengt de morgen? Is morgen de hemel weer gevuld? Of zit ik dan niet meer alleen in het gras?
Aan het eind van de avond, als ik opsta, kijk ik in de verte.
Ik zie jou, mijn satelliet, langzaam verder draaien.
Terug naar het overzicht →
Reacties